KIP ZONDER KOP

 

 

Hoe het nu precies zat met die kippen, daar zal ik wel nooit meer achterkomen. Toen het gebeurde was ik te klein en interesseerde het me niet en nu ik het graag wil weten, heeft iedereen die mij nog iets zou kunnen ophelderen al sinds lang een tweede datum achter zijn of haar naam.


Mijn vader was van huis uit molenaar, een tot de verbeelding sprekend en ongetwijfeld eerzaam beroep. Behalve dan, dat er in de jaren 50/60 geen droog brood meer mee te verdienen viel. Om de kas een beetje te spekken hield hij er bijbaantjes op na. Een daarvan bestond uit het houden van kippen. Veel kippen. Wat is veel. In mijn kinderogen kunnen het er evengoed 50 als 200 zijn geweest maar dat laatste zal wel niet. Ook het doel: de eieren, de fok of de malse kipfilet ontging mij geheel.
Onze grote, verwilderde tuin was er helemaal op ingericht. Opdat de kippenoptocht ’s morgens gemakkelijk richting tuin en ’s avonds weer terug naar de schuur moest kunnen, had mijn vader een geniaal bouwwerk geconstrueerd. Om onze doorgang over het pad niet te verhinderen werden de beestjes er via een loopplank overheen geleid om aan de andere kant weer omlaag in de schuur uit te komen waar zich slaapstokken en leghokken bevonden.
Ik herinner mij het gezellige tokken en kakelen, de speciale geur van het ochtendvoer van Piet Sluis dat mijn moeder in een metalen bak, aangelengd met water, stond glad te roeren met een oud plamuurmes. Het geklikklak van de nog lauwwarme eieren in een schaal. Restanten veertjes en poep zaten er nog aangeplakt, verser kon het niet. Scharrelkippen? De term was nog niet uitgevonden maar die beestjes deden in ieder geval niet veel anders dan scharrelen.
Op een dag waren ze plotseling verdwenen om plaats te maken voor een andere, kennelijk meer winstgevende bezigheid. Die trouwens eveneens teleurstellend afliep. Maar ook dit ging totaal aan mij voorbij. Hoe oud was ik 4, 6? Ik werd verre gehouden van ouderlijke problemen en besognes.

Het is een heel gewone, oude boerderij zoals er hier zo veel in de omgeving staan. Een statig woonhuis dat vanaf de weg bijna aan het zicht wordt onttrokken door bomen, grote, zwarte schuren en opbergplaatsen. Op het erf staat een tractor te midden van wat ander landbouwmateriaal. Geen heel groot of bloeiend bedrijf zo te zien. Behalve de aanwezigheid van de boer is er zelden enige menselijke activiteit waar te nemen. Langs het omringende weiland liggen enkele in plastic verpakte hooibalen, daarnaast lopen een stuk of zes koeien kalm te grazen en te herkauwen, zoals dat de gewoonte van koeien is. Maar ik wil het niet over koeien hebben maar over de kippen.
Dicht aan de weg bevindt zich een schuur waarvan de ramen met krantenpapier zijn dichtgeplakt. Buiten hoor je een enorm gekakel van heel wat kippen die blijkbaar liever naar buiten willen. ’s Avonds na een uur of 5 mogen ze dan eindelijk los en kunnen ze vrij wormpjes uit de grond trekken, een heerlijk stofbad nemen en alles wat kippen zoal doen op een dag. De rest van hun leventjes valt buiten mijn waarneming want ik kom er alleen langs tijdens mijn loopuurtje van twee á drie keer in de week. Ongetwijfeld gaan ze met de kippen op stok want de volgende dag klinkt er weer het gekrakeel vanuit de schuur en ligt hun landje er verlaten bij. Scharrelkippen maar kennelijk niet de hele dag. Deeltijd scharrelkippen? Naja beter dan helemaal niets.
Maar op een keer is er nergens een kip meer te bekennen. Alleen een hoopje bij elkaar geharkte veren voor de deur levert een triest bewijs van het drama dat er zich vermoedelijk heeft afgespeeld. Het lijkt bijna een déja vu. Weer zijn er zomaar zonder aankondiging kippen uit mijn leven geschrapt. Ik weet het natuurlijk niet zeker maar het lijkt mij dat ze ergens heen zijn vervoerd waar vast niet veel te scharrelen valt.
Elke keer als ik nu langs het perceel kom kan ik het niet laten om ‘vuile kippenmoordenaar’ tussen mijn tanden door te sissen. Ik kan het net zo goed hardop zeggen, want de boer hoort me toch niet op die afstand.
Als simpel stadsmens van oorsprong denk je dat ene heer A. Hein ergens een boompje heeft geplant waarvandaan de eieren regelrecht in een doosje geschud worden. En dat ham, biefstuk en karbonades in de frigidaire worden gezaaid. Je weet natuurlijk hoe het zit, maar je moet ze toch eerst voorbij zien rijden om het echt tot je door te laten dringen: de vrachtwagens met tientallen grote of zoveel meer kleinere dieren die wanhopig klagend je huis passeren, het noodlottige paars-blauwe stempel op de rug.
Een paar weken loop ik enigszins treurig langs de plek, met het lafhartige voornemen de volgende keer een andere route te kiezen. En dan ineens zijn ze er weer. Ik hoor in de verte wat zwak getok en om de bocht dichterbij komend zie ik ze lopen. Massa’s nieuwe kippen die scharrelen dat het een lieve lust is en die er als de kippen bij zijn om een graantje mee te pikken. Ze hebben een ander, groter gedeelte van het terrein tot hun beschikking dan hun voorgangers en mogen de hele dag naar hartenlust buiten blijven.
Ik ben blij en toch ook weer niet. Want hoe lang zal het duren eer deze kippetjes weer, kip ik heb je, naar de pluimveewagen worden gedirigeerd?
Ik moet me eens gaan afvragen of ik kan leven met deze huichelachtige tweeslachtigheid. Want: wél zielig vinden maar er vervolgens niets aan doen en dieren met smaak gegrild, gebakken, gestoofd of gebraden naar binnenwerken, hoe rijm je zoiets. Daar klopt helemaal niets van. Niemand zal mij zeggen hoe hiermee om te gaan, behalve ikzelf. Ik denk dat het tijd is…

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb