HET BESLUIT

 

Het uitzicht vanuit haar appartement bestond uit een tamelijk drukke verkeersweg met aan de overkant het streekziekenhuis.

Soms vonden er op de inrit bijna-aanrijdingen plaats of was het kriegel getoeter niet van de lucht. Vaak veroorzaakten ambulances die snel moesten uitrijden ongewenst oponthoud. Net zoals het vervoer op maat en de vele taxi’s en personenauto’s voor geïrriteerd gedrag zorgden.

Niet altijd even prettig om dat gedruis pal voor je deur te hebben, maar vandaag was het een uitkomst. Er was geen reistijd. Ze hoefde alleen de straat over te steken om haar beslissing te bevestigen en haar toekomst in de handen van anderen te leggen. De bedenktijd was voorbij.

Karin keek op haar horloge. Om drie uur was haar afspraak. Veel tijd was er niet. Het was echt beter om nu, meteen de knoop door te hakken. Dan was er ook geen weg terug meer en was ze ervan af.

Wekenlang had ze getwijfeld en weer en opnieuw. Maar nee, het was echt onmogelijk. Vriendinnen hadden op haar ingepraat en haar regelrecht naar wat de enig juiste beslissing leek geloodst. Ze leek zelf geen mening meer te hebben ook al had een innerlijke stem steeds gefluisterd: doe het niet, je kunt het nooit meer ongedaan maken, je krijgt er spijt van…

Maar hoe dan, nu ze er zo hopeloos alleen voorstond. Geen familie om op terug te vallen en haar geliefde, inmiddels ex, ach, ze had het hem niet eens verteld. Niet nadat hij haar zo ongelofelijk had teleurgesteld en bedrogen.

Nu maar gaan, dat kruispunt daar beneden was nogal druk en kon weleens flink oponthoud geven.

 

Het was een van die lentedagen die meer weghebben van een onstuimige, vroege herfst. De looppaden lagen bezaaid met plassen en er stond een kille bries. Even op een holletje en dan werd het definitief. Niet meer nadenken nu.

‘Mammie, mammie, kijk eens wat ik durf!’ Achter zich zag ze een klein meisje van een jaar of 3 de parkeerplaats oversteken. Haar moeder had even haar hand losgelaten en die gelegenheid nam ze waar om voluit in een diepe plas te springen. Het water gulpte in haar knalrode laarsjes en haar spijkerrokje was in een klap bijna helemaal doorweekt.

‘Verdomme, wat doe je nou weer, stom kind. Kan het bij jou nou nooit eens gewoon. Kijk nou: mama’s kousen helemaal onder de blubber. Ik kan jou ook geen moment loslaten.’

De moeder sleurde haar dochtertje hardhandig aan haar arm mee de hoofdingang in. Het meisje struikelde er gelaten achteraan.

Wat een rotmoeder, dacht Karin. Dat meisje is nog zo klein en heeft toch werkelijk niets kwaads in de zin. Als zijzelf een kind zou hebben, dan zou ze dat wel heel anders aanpakken. Ach god, kijk dat schatje toch eens verdrietig kijken. En die moeder denkt alleen maar aan wat spatten op haar kousen. Nee, zo zou ze zelf nooit tegen zo’n kleintje uitvaren. Zij zou vast een veel geduldigere moeder zijn.

 

Hoor wie het zegt, dacht ze schamper. En meteen erachteraan kwam het besef: nee, dit ga ik niet doen. Onder een afdak grabbelde ze haar mobieltje uit haar tas.

‘Afdeling gynaecologie, met Maartje,’ klonk een opgewekte stem.

‘Ik heb om drie uur een consult bij dokter Berens. U kunt dit schrappen. Ik hoef geen gesprek, ik ben er zelf uitgekomen. Nee, even geen nieuwe afspraak, ik neem over een paar weken via mijn huisarts weer contact op, dank u wel. Ja, nee, geen problemen. Het gaat goed. Prima zelfs!’

 

Ze had zich sinds weken niet zo geweldig gevoeld. Het moest maar gaan zoals het ging. Er komt altijd een oplossing.

Zacht neuriënd liep ze het terrein af, dromend over wat haar eerste aanschaf voor haar kindje zou zijn: een paar rode laarsjes.