OP NAAR HET LICHT
 
 
Ik was een jaar of 8, 9. Qua muziek waren mij alleen het Slavenkoor en het Ave Verum bekend omdat mijn ouders dat zo prachtig vonden. Ik kende wat schoolliedjes uit ‘Kun je nog zingen, zing dan mee’. Plus de sentimentele deuntjes die mijn moeder placht te zingen: ‘Er schommelt een wiegje in’t bloeiende hout’ en ‘Hei molentje’. O ja, de werkster had ook nog wat smartlappen op het repertoire waar ik altijd om moest huilen.
Maar de mooiste muziek in mijn leventje waren de Socialistische Strijdliederen.
Elke ochtend om 8 uur hoorde ik in mijn bed door de dunne vloer van onze tamelijk gehorige woning het kukelen van de VARA-haan opstijgen, gevolgd door zo’n meesterwerkje. Hoe heetten ze toch, al die prachtige gezangen… Broeders verheft u ter vrijheid, Op naar het licht, het bijzonder mooie Eens… Ik snapte zelf niet waarom ze mij zo ontroerden. Want als je de melodie gewoon in je eentje zong klonk het wel aardig maar ontbrak er iets. Er was een achtergrondgeluid dat ikzelf niet kon voortbrengen. Vele jaren later zou ik weten dat dat nou meerstemmigheid heet en dat ik onmogelijk sopraan, alt, tenor en bas tegelijkertijd zelf kon reproduceren.
Het was een warm begin van de moeizame schooldag waar ik altijd als een berg tegenop zag. Maar mijn moeder sommeerde mij ernstig dat die liederen niet mooi waren. Althans: dat ik ze niet mooi mocht vinden. Want zij moest niets hebben van alles wat naar ‘rood’ zweemde. Het waren Socialistische Strijdliederen, drukte zij mij op het hart, jawel. Weliswaar stammend uit een tijd waarin ze nuttig waren en er nog sprake was van solidariteit, idealisme en fanatisme, maar die hoe dan ook niet strookten met haar eigen ideeën.
Niet mooi vinden? Het zou mij worst wezen waar de tekst over ging! Ze waren prachtig! Een muziekstukje waar je niets aan vindt leren waarderen, daar kon ik me nog iets bij voorstellen. Maar muziek waar je geen genoeg van kunt krijgen ineens niet meer mooi vinden, ik vroeg me ietwat tobberig af hoe dat dan moest.
Hoe ook: ik bleef ze prachtig vinden. Verwelkomde elke dag met die statige melodieën die in mijn hoofd bleven naneuriën tot in de bus naar school. Wie weet gaf mijn moeders verbod daar nog wel een extra dimensie aan!
En nog steeds, al heb ik intussen eindeloos meer vergelijkingsmateriaal en muzikale kennis. Wellicht is hier wel onbewust de kiem gelegd voor mijn latere korencarrière.
Ze eens met een koor uitvoeren, dat zou helemaal leuk zijn maar welk koor krijg je tegenwoordig nog zo gek. De strijdliederenkoren die er waren zijn een voor een vergrijsd en over de kop gegaan. De koren die het genre nog handhaven hebben veel water bij de wijn moeten doen en zingen tegenwoordig toch grotendeels klassiek repertoire. De jeugd heeft er niets meer mee. De erachter liggende gedachte is allang achterhaald, men weet niet meer waar het over gaat. Kortom, het is als zoveel dingen: voorbij…